Aḥamed ibn Ṭūlūn

Aḥamed ibn Ṭūlūn‎ ; ca. 20 september 835 – 10 mei 884

Aḥamed ibn Ṭūlūn was de stichter van de Tulunid-dynastie die tussen 868 en 905 over Egypte en Syrië regeerde. soldaat,

in 868 werd Ibn Tulun door de Abbasidische kalief als gouverneur naar Egypte gestuurd. Binnen vier jaar had Ibn Tulun zich als een vrijwel onafhankelijke heerser gevestigd door de kalief belastingagent, Ibn al-Mudabbir,

uit het land te zetten, de controle over de financiën van Egypte over te nemen en een grote militaire macht op te richten die persoonlijk loyaal was aan zichzelf.

Dit proces werd mogelijk gemaakt door de onstabiele politieke situatie in het Abbasidische hof en de preoccupatie van de Abbasidische regent, al-Mawaffaq, met de oorlogen tegen de Saffarids en de Zanj-opstand.

Aḥamed ibn Ṭūlūn zorgde ook voor een efficiënt bestuur in Egypte. Na hervormingen van het belastingstelsel,

reparaties aan het irrigatiesysteem en andere maatregelen, groeide de jaarlijkse belastingopbrengst aanzienlijk.

Als symbool van zijn nieuwe regime bouwde hij een nieuwe hoofdstad, al-Qata’i, ten noorden van de oude hoofdstad Fustat.

Na 875/6 ging hij een openlijk conflict aan met al-Muwafaq, die tevergeefs probeerde hem ten val te brengen. In 878 nam Aḥamed ibn Ṭūlūn , met de steun van de broer van al-Muwaffaq, kalief al-Mu’tamid, het bestuur van Syrië over,

evenals de grensdistricten met het Byzantijnse rijk,
hoewel de controle over Tarsus in het bijzonder zwak bleek. Tijdens zijn afwezigheid in Syrië probeerde zijn oudste zoon en plaatsvervanger,
Abbas, de macht in Egypte over te nemen, wat leidde tot de gevangenneming van Abbas en de benoeming van Ibn Tulun’s tweede zoon, Khumarawayh,

als zijn erfgenaam. Het overlopen in 882 van een hoge commandant, Lu’lu’, naar al-Muwafaq, en het overlopen van Tarsus, dwong Ibn Tulun om terug te keren naar Syrië. Nu vrijwel machteloos,

probeerde al-Mu’tamid te ontsnappen aan de controle van zijn broer naar de domeinen van Ibn Tulun, maar werd gevangen genomen door de agenten van al-Muwaffaq,

en Ibn Tulun riep een vergadering van juristen bijeen in Damascus om al-Muwaffaq aan de kaak te stellen als een usurpator.

Zijn poging in de herfst van 883 om Tarsus in het gareel te brengen mislukte en hij werd ziek. Hij keerde terug naar Egypte, stierf in mei 884 en werd opgevolgd door Khumarawayh

Ibn Tulun onderscheidt zich als de eerste gouverneur van een grote provincie van het Abbasidische kalifaat die zich niet alleen als zijn meester onafhankelijk van het Abbasidische hof vestigt, maar ook om de macht over te dragen aan zijn zoon.

Hij was dus ook de eerste heerser sinds de Ptolemaeïsche farao’s die van Egypte weer een onafhankelijke politieke macht maakte,

met een invloedssfeer die Syrië en delen van de Maghreb omvatte, en zette de toon voor latere in Egypte gebaseerde islamitische regimes, van de Ikhshidids tot de Mamluk. Sultanaat van Caïro.

Moskee van Ibn Tulun

Ahmad Ibn Tulan was van Turkse afkomst en gestuurd door de kalief van Bagdad om Caïro te regeren in de Jaren 868-884.

Zijn heerschappij werd gekenmerkt door de onafhankelijkheid.

De start van de bouw van zijn moskee was in 876 n. Chr. en de voltooiing was in 878/879, hiermee is de moskee het oudste nog bestaande gebouw van Caïro.

Niet de oudste moskee want dat is de moskee van Amr.

De moskee werd gebouwd op een kleine heuvel genaamd Gebel Yashkur, “De Heuvel van Dankzegging.

Een plaatselijke legende zegt dat hier de ark van Noach tot rust kwam na de zondvloed, in plaats van op de berg Ararat in Saoedi-Arabië.

De grote moskee was bedoeld als brandpunt van Ibn Tulun’s hoofdstad al-Qata’i, die diende als het centrum van bestuur voor de Tulunid-dynastie.

Oorspronkelijk lag de moskee tegen het paleis van Ibn Tulun aan en een deur naast

de minbar (Een minbar is een preekstoel in de moskee waar de imam (gebedsleider) staat om preken te houden) gaf hem rechtstreeks toegang tot de moskee.

Al-Qata’i werd in het begin van de 10de eeuw n. Chr. verwoest en de moskee is de enige overgebleven structuur.

De moskee is gebouwd in de Samaraanse stijl die veel voorkomt bij Abbasid-constructies.

 moskee is gebouwd rond een binnenplaats, met een overdekte hal, langs de langste wand staat de qibla, richting Mekka.

De oorspronkelijke moskee had een fontein in het midden van de sahn (ṣaḥn is de benaming voor een binnenplaats in de islamitische architectuur.

Volgens de traditionele islamitische architectuur heeft elke (traditionele) moskee een sahn,

die omringd is met een arcade),

bedekt een vergulde koepel ondersteund door tien marmeren kolommen en er omheen waren 16 marmeren kolommen en een marmeren bestrating. Onder de koepel bevond zich een groot bassin van marmer.

Een onderscheidende sebil (sebil is een kleine kiosk in de islamitische architectuurtraditie waar water door een begeleider achter een gegrild raam vrijelijk aan het publiek wordt verstrekt) met een hoge trompetkoepel,

werd aan het einde van de 13de eeuw toegevoegd aan de centrale binnenplaats door de Mamluk sultan Lajin in plaats van de fontein. 

De minaret heeft een spiraalvormige buitentrap zodat je dit geheel kunt beklimmen.

Er wordt ook verteld dat je deze trap op een paard kunt beklimmen

De legende gaat dat Ibn Tulun zelf per ongeluk verantwoordelijk was voor het ontwerp van de structuur,
vermoedelijk terwijl hij bij zijn ambtenaren zat, wond hij afwezig een stuk perkament rond zijn vinger.

Toen iemand hem vroeg wat hij aan het doen was antwoordde hij in verlegenheid gebracht, dat hij zijn minaret aan het ontwerpen was.

Veel van de architectonische kenmerken wijzen echter op een latere constructie,

met name de manier waarop de minaret niet goed aansluit op de hoofdstructuur van de moskee,

iets dat zou zijn gebeurd als  de minaret en moskee tegelijkertijd waren gebouwd

Er wordt gedacht dat sultan Lajin, die de moskee in 1296 restaureerde, verantwoordelijk was voor de bouw van de huidige minaret.

Er zijn zes gebedsnissen (mihrab) in de moskee, waarvan er vijf vlak belangrijkste holronde nis.

De belangrijkste nis die in het midden van de qibla-muur staat en is de grootste van de zes.

Het werd opnieuw ingericht onder sultan Lajin en bevat een top van geschilderd hout,

de shahada in een band van glasmozaïeken en een onderkant van marmeren panelen.

Dezelfde qibla-wand heeft een kleinere nis aan de linkerkant van de hoofd-nis. Zijn stalactietwerk  en naskhi-kalligrafie duiden op een vroege Mammelukken-oorsprong

De twee gebed nissen op de pijlers,
flankerend de dikka (dikka is een term in de islamitische architectuur voor een tribune die op kolommen
staat en waaruit de koran wordt gereciteerd en gebeden worden opgedragen door de imam van een moskee)
zijn ingericht in de daarin een uniek medaillon met een ster hangend aan een ketting.

 Kufische shahada-inscripties op beide nissen vermelden dat Ali niet Shi’a Fatimids aan de macht waren,

meest westelijke gebedsnis, de mihrab van al-Afdal Shahanshah, is een replica van het origineel en

bewaard in het museum van islamitische kunst in Caïro.Het is sierlijk ingericht in een stijl met invloeden uit Perzië

De Kufische inscriptie vermeldt de Fatimid-kalief al-Mustansir,

op wiens bevelen de nis werd gemaakt, evenals de Shi’a-shahada inclusief Ali als Gods wali (is een Arabisch woord waarvan de letterlijke

betekenis “meester”, “autoriteit”, “bewaarder”, “beschermer” en “vriend” omvat) na het verklaren van de

eenheid van God en het profeetschap van Mohammed.

Op de pier links zijn de overblijfselen van een kopie van al-Afdal’s mihrab. Het verschilt echter door te

verwijzen naar sultan Lajin in plaats van al-Mustansir en het ontbreken van de naam van Ali.

Egypte 4 All Reizen